Saturday, June 14, 2014

Galleria Borghese


They say the best museum in Rome is the city itself. That may be so, but the Galleria Borghese is still a gem worth seeing. Its collections are housed in a magnificent 17th-century villa and offer a compact course in the Italian aesthetic. In just 20 rooms, you are exposed to antiquities, the Renaissance and the beginnings of baroque art. Visits to the Galleria in the northeast corner of the sprawling Villa Borghese park are by reservation, which allows you the pleasure of seeing the Bernini sculptures from every angle without being crowded out.


Het park is gelegen ten noorden van de Spaanse Trappen. Hoofdingangen liggen aan de Piazza del Popolo en de Porta Pinciana aan het einde van de Via Veneto. Het park is een aangenaam rustpunt ver weg van de drukke straten in Rome.
Fontein in het Borghese Park in Rome
Borghese Park
Geschiedenis
In de 16e eeuw was het gebied een wijngaard. Kardinaal Scipione Borghese, een neef van paus Paulus V, maakte er in 1605 een park van. Landschapsarchitect Domenico Savino da Montepulciano ontwierp een erg formeel park met geometrische vormen, het eerste dergelijke park in Rome. In het park werd ook een villa gebouwd naar schetsen van de kardinaal zelf.

Later werd het park gewijzigd en nam het een meer natuurlijke vorm aan. Aan het einde van de 18e eeuw werd er in het midden van het park een kunstmatig meer aangelegd. Op het eiland in het meer werd een kleine Ionische tempel gebouwd, gewijd aan Aesculapius, de god van de geneeskunde.
Een openbaar park
Aesculapius Temple, Villa Borghese
Aesculapius Temple
In 1903 kwam het park in het bezit van de stad Rome en het park werd openbaar gemaakt. In het 80 hectare grote park vindt men nu brede schaduwrijke lanen, meerdere tempels, fonteinen en standbeelden.
De Wereldtentoonstelling van 1911
In 1911 werd in het park een wereldtentoonstelling gehouden. Enkele van de paviljoenen gebouwd door de verschillende landen die aan de tentoonstelling deelnamen staan er nog steeds. Het meest bekende is dit van de Britse School, gebouwd naar een ontwerp van Edwin Lutyens. Andere gebouwen vertegenwoordigen Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Egypte.
Museumpark
Villa Borghese
Villa Borghese
Villa Borghese wordt ook wel eens het ‘museumpark’ genoemd vanwege de verscheidene musea die hier gevestigd zijn. Het belangrijkste is het Museo e Galleria Borghese, dat gehuisvest is in de Villa Borghese, het gebouw waarnaar het park genoemd is. Het bevat een prachtige verzameling sculptuur waaronder belangrijke werken van Canova en Bernini, waaronder diens meesterwerk ‘Ontvoering van Proserpina door Pluto’. Het museum bevat ook een verzameling schilderijen van belangrijke meesters zoals Titiaan, Rubens en Rafaël.

Het Galleria Nazionale d’Arte Moderna is gelegen op de terreinen van de Wereldtentoonstelling van 1911. Het museum bezit een een verzameling 19e en 20e eeuwse schilderijen, vooral van Italiaanse kunstenaars.

Galleria Nazionale d'Arte Moderna, Villa Borghese
Galleria Nazionale d'Arte Moderne
In de buurt van dit museum ligt het Museo Nazionale Etrusco. Hier worden pre-Romaanse voorwerpen getoond die rond Rome werden opgegraven, vooral uit de Etruskische periode. Het museum is gevestigd in de Villa Giulia, een gebouw dat in 1553 opgetrokken werd als zomerresidentie voor paus Julius II.
Meer bezienswaardigheden
In het park ligt ook een amfitheater (Piazza di Siena), een 18e eeuwse triomfboog (arco di Settimio Severo) en een botanische tuin. Er staan ook beelden van Tritonen die er net zo uitzien als deze aan de Fontana del Moro (Moor fontein) op Piazza Navona. De originelen werden van het plein naar het park gebracht, de Tritonen op Piazza Navona zijn eigenlijk 19e eeuwse replica’s.

Friday, June 13, 2014

Via Appia Antica













Tombe van Caecilia Metella


De tombe van Caecilia Metella op een foto van ca. 1870
De Tombe van Caecilia Metella is een groot grafmonument uit de eerste eeuw v.Chr. aan de Via Appia ten zuiden van Rome. De tombe ligt bij de derde mijlpaal, ongeveer 5 km. buiten Rome. Het monumentale praalgraf (mausoleum) staat op een verhoging in het landschap en vormde een opvallend herkenningspunt voor de reiziger die vanuit het zuiden naar Rome kwam.
De tombe werd opgericht voor Caecilia Metella, de dochter van Quintus Caecilius Metellus Creticus (consul in 69 v.Chr.) en vrouw van Marcus Licinius Crassus, de zoon van de bekende Crassus die deel uitmaakte van hetEerste triumviraat.
Op de tombe staat de volgende inscriptie:
  • CAECILIAE / Q(uinti) CRETICI F(iliae) / METELLAE CRASSI
    Aan Caecilia Metella, dochter van Quintus Creticus, (de echtgenote) van Crassus.
De graftombe staat op een vierkant podium en heeft een cilindrische vorm. De doorsnee is 29,5 m. en hij is ca. 11 m. hoog. Binnenin bevindt zich de overkoepelde grafkamer. De tombe is bekleed met travertijn en heeft rondom een fries met stierenkoppen (bucrania) en festoenen; vandaar dat de omgeving Capo di Bove (ossekop) wordt genoemd. Ook de Romeinse Villa Capo di Bove die in de 2e eeuw eigendom was van Herodes Atticus ligt vlak in de buurt.
De sarcofaag van Caecilia Metella staat tegenwoordig in het Palazzo Farnese.
De ronde vorm van de tombe is (net als bijvoorbeeld het Mausoleum van Augustus) geïnspireerd door de Etruskische tumulusgraven, zoals die in denecropolis van Cerveteri.
In de middeleeuwen vormde de tombe de belangrijkste toren van een vesting die de zuidelijke toegangsweg tot Rome beheerste. De aanleg werd al begonnen in de 11e eeuw, maar in 1302, toen de vesting toebehoorde aan kardinaal Francesco Caetani, werd de tombe van kantelen voorzien en uitgebreid met de Castrum Caetani.




 Via Appia
Nuvola single chevron right.svgDit artikel gaat over de de antieke Romeinse weg. Voor de reisimpressies van Louis Couperus, zie Via Appia (Reisbrief van Couperus)

De via Appia in het Romeinse Italië

Via Appia bij Quarto Miglio

de voetafdrukken van Jezus

Via Appia

Graf van C. Rabirius Hermodorus, langs de Via Appia

Het eindpunt van de Via Appia in Brindisi
De Via Appia (De weg van Appius) is, samen met de Via Latina (de weg naar Latium), Via Flaminia (de weg van Flaminius) en de Via Salaria (de zoutweg), een van de belangrijkste oude Romeinse wegen. De weg liep van de hoofdstad Rome, dichtbij de westkust van het Apennijns Schiereiland, tot aanBrindisium (het huidige Brindisi) aan de zuidoostkust hiervan. Het oorspronkelijke traject is op een goede Italiaanse wegenkaart nog redelijk te volgen.

Geschiedenis[bewerken]

Aan de bouw van de Via Appia werd in 312 v.Chr. begonnen op initiatief van Appius Claudius Caecus, naar wie de weg ook werd genoemd. De weg werd aangelegd om een snelle troepenverplaatsing mogelijk te maken, maar hij kreeg ook een enorm economisch belang, voor vervoer van goederen en personen tussen Rome en Campanië en verder. De weg liep aanvankelijk tot Capua, later is hij doorgetrokken naar Brindisium.
Vanwege het belang van de weg kreeg hij de bijnaam regina viarum (koningin der wegen). De landschappelijke schoonheid van het traject kan hierbij echter eveneens een rol hebben gespeeld. Zeker is dat de weg zeer druk begaan werd door zwaar beladen karren, want de sporen vindt men over de gehele route in het wegdek terug.

De weg[bewerken]

De Via Appia Antica, zoals de oude Romeinse weg nu genoemd wordt, loopt door het Parco Appia Antica. Vanuit de stad begint de weg bij de Porta San Sebastiano, vroeger Porta Appia genaamd.
Rechts, half in een muur gemetseld, vindt men de eerste mijlsteen buiten Rome, gewijd door Nerva en Vespasianus. Even verderop, aan de rechterhand staan de grafmonumenten van Orazius en Geta, en aan de linkerhand een Romeinse mansio (pleisterplaats), de eerste buiten de stadsmuren. Ook de restanten van de Villa Capo di Bove, de woonplaats van Herodes Atticus in Rome zijn hier te bezichtigen.

Domine Quo Vadis[bewerken]

Iets verderop staat de kerk Domine Quo Vadis, waar volgens de legende Petrus een ontmoeting had met Jezus. Toen Petrus vroeg 'Heer, waar gaat u naar toe', antwoordde Jezus 'Ik ga naar Rome om opnieuw gekruisigd te worden'. Petrus bedacht zich, en keerde naar Rome terug, waar hij in het Tullianum gevangen werd gezet en ondersteboven werd gekruisigd in het Circus van Nero. De kerk bevat een steen waarin de voetafdruk van Jezus te zien zou zijn.

Catacombes[bewerken]

Verderop zijn de catacomben van Sint-Callixtus en de catacomben van Sint-Sebastiaan te vinden. De ingang van de catacomben van Sint-Sebastiaan is bereikbaar via de kerk Sint-Sebastiaan buiten de Muren die plaatselijk Basilica di San Sebastiano wordt genoemd. In deze kerk is Sebastiaan begraven.
Op de tocht naar Quattro Miglia, vier mijl buiten de stad, zijn vele monumenten te bewonderen, evanals het naastgelegen Parco Appia Antica. Hier bevindt zich de "Ninfeo d'Egeria" (bron van Egeria) en een goed bewaard gebleven grafmonument van Annia Regilla uit het midden van de tweede eeuw.

Circus van Maxentius[bewerken]

Het best bewaard gebleven gedeelte van de Via Appia is ongeveer 2,1 kilometer buiten de stadsmuur gelegen. Hier staan de restanten van het Circus van Maxentius, een renbaan zoals het Circus Maximus, maar beter bewaard gebleven.

Graftombes[bewerken]

Verderop langs de weg vindt men niet alleen de catacomben, maar ook vele Romeinse grafmonumenten. Het was immers verboden lijken binnen de stadsmuren te begraven en de plaatsen vlakbij de stad zullen ongetwijfeld veel duurder zijn geweest dan die verderop. Vele van deze grafmonumenten dragen nog steeds leesbare inscripties en beelden van degenen die er begraven liggen, zoals C. Rabirius Hermodorus, zijn (waarschijnlijke) vrouw Rabiria Demaris en Usia Prima, Sac(erdota) Isidis (priesteres van Isis), afgebeeld met een ratel en een offerbrood(?). De originelen van deze teksten zijn te vinden in het Museo Epigrafico. Een van de bekendste graftombes is die van Caecilia Metella, 5 km. buiten Rome.
















THE CATACOMBS OF SAINT SEBASTIAN
This cemetery, named after the martyr St. Sebastian, who is buried here, was originally called “ad catacumbas”. According to the widely acknowledged explanation, the name signifies “near the hollows”, because of the mines of tuff located in this area. The name was later used generally to indicate all subterranean Christian cemeteries.

Another ancient name of the cemetery was “Apostolic Memorial” (Memoria Apostolorum). The name derives from the liturgical celebrations, dedicated to the Apostles Peter and Paul, which took place here for a limited period in the first centuries.

From the first century, the site had been intensely exploited and constructed upon. The caves and the tunnels of the mines were used for pagan and Christian rectangular wall tombs (loculi), as well smaller tombs (colombari) used to house urns. At least two residential buildings were constructed above ground, especially noted for their interior wall painting decorations.

Around the middle of the second century, a cave-in occurred, and in the square which was constructed above ground, three mausoleums were built, respectively belonging to Clodius Hermes, the Innocentores and “sub Ascia”. Later this area was again covered over and a portico enclosed by a wall (triclia) was built. Along the wall, hundreds of graffiti writings, dedicated to Peter and Paul, have been deciphered. Around the year 258, the religious celebrations commemorating the two Apostles were transferred to the site, and the emperor Constantine (306-337) had a grandisose circiform basilica constructed in the honour of the Apostles. Meanwhile, the catacomb had been developing underground from the third century. As it is well known from archeological and literary sources, the martyrs Sebastian and Eutychius were buried here..